Metropolis 2005 · Rilo Kiley, Stars, Secret Machines, The Cribs, Black Mountain, The Dears, The Ponys, Suicidal Birds, Mando Diao, Sons & Daughters, Death From Above 1979 · 3 juli 2005 · For kratis

Afgelopen zondag is de redactie samen met Heino Odyssey een kijkje gaan nemen op Metropolis '05, wat heeft geresulteerd in het langste artikel op Fireflies ooit. Ik kan goed begrijpen dat de tijd voor veel mensen schaars is, dus voor degenen die helemaal geen zin hebben in het lezen van een kilometerslange festivalbeschrijving geef ik even kort en bondig mijn waardering voor de optredens:

Nog bij de les en toch even niks te doen? Hieronder een tekstuele beschrijving van één en ander.

Voorgaande jaren was het waarschijnlijk te simpel om van het hoofdpodium naar het tentencomplex te komen. Of de reden nu was dat de organisatie vond dat die hondsluie rockers wel eens wat meer beweging konden gebruiken, of dat ze heen en weer gewandel wilden ontmoedigen.. geen idee. Maar wilde je zowel bands op het hoofdpodium als in één van de tenten zien, dan moest je flink de paden op en de lanen in. De grootste grap was natuurlijk wel dat interessante optredens op het hoofdpodium en in de tenten elkaar constant afwisselden, dus we zijn zeker een keer of vijf op en neer gelopen. Terwijl ik het na twee keer eigenlijk al beu was.

Naast dat leek het dat Metropolis wat kleiner van opzet was dit jaar. Zowel het hoofdpodium als de tenten leken te heet gewassen. Dat leverde een behoorlijke drukte op, waardoor het bijna onmogelijk was om met behoud van je eigen waardigheid een beetje vooraan in een tent te komen wanneer het optreden al was begonnen.

Oke oke, nog één ding over mijn indruk van het terrein, dan ga ik het over muziek hebben. Oogst I en Oogst II, hoewel ik er maar heel kort bij in de buurt ben geweest, ik vond ze fantastisch. Als vervanger van die gele zeecontainers van twee jaar geleden hadden ze nu twee kleine muziektenten neergezet, in een open terrein aan het water, compleet in Efteling-stijl. Zouden de bands het Carnaval Festival hebben gespeeld in plaats van loeiharde bulderrock, dan was het pretpark-idee volkomen geweest.

Genoeg context nu, over naar de muziek. De eerste band die we zagen waren Jenny Lewis en haar kornuiten van Rilo Kiley. Hun laatste plaat More Adventurous vond ik zeer wisselend, erg mooie songs werden afgewisseld door behoorlijk saaie niemendalletjes. Maar in het weinige dat we van Rilo Kiley zagen, speelden ze gelukkig vooral hun betere werk, en dan met name mijn absolute Rilo Kiley-favoriet It's a hit. Jenny was trouwens ook wel grappig om te zien, vooraan op het podium, vuist in de lucht, veel te grote gitaar om de nek en een al bijna even grote zonnebril op het hoofd.

Rilo Kiley hebben we na een paar nummers al gedag moeten zeggen, omdat Stars op het programma stond en ik daar heel heel héél benieuwd naar was. En eenmaal bij het podium aangekomen kon ik nog wel een half uurtje heel heel héél benieuwd voor me uit blijven staren (*zwaai* nog even naar Thijs die hetzelfde lot onderging), want het optreden begon met een eindeloze serie wanhopige blikken, rondrennende technici, verkeerde stekkerdozen, halve soundchecks, en een morrend publiek. Toen Rilo Kiley al lang en breed aan het uitbrakken was na hun optreden, wat de setup van Stars nog altijd niet gereed. De hoop om The Secret Machines te kunnen zien had ik ook maar alvast opgegeven, want al zou Stars op de minuut precies zijn begonnen dan hadden we het begin van dat optreden waarschijnlijk al niet kunnen zien. Maar na letterlijk een half uur prutsen en klooien kon het optreden dan eindelijk van start.

Hoewel ik Stars hoog heb zitten, moet ik toch ruiterlijk bekennen dat ik de eerste minuten nogal angstig was of het wel goed zou komen. Torquil Campbell was in plaats van te zingen voornamelijk zwaar vloekend aan het gebaren naar de geluidsman. Maar gelukkig zetten hij en de rest van de band zich eroverheen, en werd het optreden naarmate het vorderde toch best wel magnifiek. Dat terwijl de geluidsman overduidelijk lag te slapen. Maar met de nummers van Set yourself on fire in mijn achterhoofd kon ik de manco's (zoals een compleet onverstaanbare Amy Milan) nog wel redelijk invullen. Een heel stuk steviger dan op hun albums, maar de toeters en melodica's werden er met even groot gemak tussen gefrommeld. Torquil had er nog wel lol in om tussen de nummers door zich wat tegen het publiek aan te bemoeien, maar laat die dwaas van een bassist (Evan Cranley is zijn naam) liever niet meer aan het woord. Bij het optreden stond hij al wat glazig voor zich uit te kijken, maar toen hij het publiek iets wilde toevoegen kwam hij niet verder dan 'noiken in de koiken'. Daar hebben we wat aan!

Toch schud ik nog even mijn vuist in de lucht van (lichte) verontwaardiging, want dankzij het gepruts van Stars en de verre wandeling terug naar het hoofdpodium, misten we het grootste gedeelte van The Secret Machines, een band waar ik toch wel erg benieuwd naar was. En te oordelen naar de laatste nummers die ik hoorde leek het me een erg sterk optreden te zijn geweest. Er dreven dikke rookwolken van het podium en als laatste nummers werden zowaar nog een paar favorieten van me gespeeld ook. Ik ben sowieso wel te porren voor hun zware bas-gedreven stampmuziek. De drummer, dit keer aan de zijkant van het podium in plaats van in de achterste linie, leek wel alles te willen raken was los en vast zat. Het zag er mooi uit, het klonk zeker sterk, maar helaas was het enkel de staart van het optreden wat we zagen.

The Cribs zullen me niet lang bijblijven. We wandelen hun optreden binnen toen ze al zeker een half uurtje bezig waren, en ze leken net hun Thermals'esque stofzuiger te hebben aangezet. Maar al enkele nummers gevorderd werd het al snel eentonig. De energie van de twee zangers was er, en hun gespring was mooi om te zien. Maar de muziek deed me verder niet veel.

Black Mountain was volgens kenners de tip van de eeuw. Dan was mijn eerste kennismaking eigenlijk ook nogal lullig, want ik hoorde het grootste deel van hun optreden terwijl we in de rij aan het dringen waren om biertjes te kopen. Nee, de dik aangezette belofte hoorde ik er eerlijk gezegd niet in terug, maar waarschijnlijk was het gewoon echt het verkeerde moment en stond ik te ver van het podium om het optreden echt te ondergaan. Want het kunnen ondergaan is iets wat volgens mij wat nodig is om Amber Webber's geschoolde vocalen, die voortdurend werden afgewisseld door lome repeterende gitaarritmes, te kunnen waarderen. Later op de avond zouden ze nog in Nighttown spelen, en misschien dat dat een betere ambiance bood aan de band dan een tentje op een festivalterrein, tussen de knijterharde rockbands. Zouden ze nog eens in Nederland komen spelen, dan geef ik ze graag een tweede kans.

Schakelen we over naar The Dears op het hoofdpodium, waarschijnlijk de 'grootste' band van het festival en overduidelijk een publiekstrekker. Ze hadden een hele fanschare op de been weten te krijgen die al begonnen te springen, te klapwieken en met belletjes te blazen wanneer The Dears maar aanstalten maakten om een nummer te gaan spelen. Het is niet helemaal mijn straatje denk ik, en waarschijnlijk zal ik hun plaat ook niet zo vaak draaien, maar ik vond de show toch dik in orde. Hun constant heen en weer slingerende songs leken wat moeilijk, maar het stevende steeds weer af op een sterke groove, met name in het minutenlang durende Postcards from purgatory.

Werkelijk gefascineerd was ik door de twee toetsenisten-meisjes. Alsof ze van straat waren geplukt, vervolgens gehypnotiseerd en op het podium waren gezet, staarden ze met een glimlach stoicijns voor zich uit, zongen af en toe tegelijkertijd in de microfoon, pakten er soms even een tamboerijntje bij, sloegen tegelijkertijd wat toetsen aan. In levendig contrast hiermee zanger Murray Lightburn, die constant als een bezetene over het podium aan het stappen was.

Hét Metropolis-moment was wel toen het zwaarvertegenwoordigde Canada zich en masse op één podium had verzameld: bij de laatste nummers van The Dears dook plotseling het voltallige Stars het podium op, grepen wat instrumenten en spoorden het publiek aan tot meeklappen. Evan 'Noiken in de koiken' Cranley, die tijdens hun eigen optreden nauwelijks een voetje van de vloer lichtte, stond wild te meppen op een tamboerijn en lag even later met tamboerijn en al languit op het podium. Een erg goede afsluiter van het optreden.

The Ponys deden al luid en duidelijk van zich horen op weg er naartoe, en wel met een lomp harde uitvoering van Glass conversation, de sterke opener van hun tweede plaat Celebration castle. Heel jammer dat ik maar weinig van het optreden heb kunnen zien en dat het door de drukte schier onmogelijk was om nog enigszins in de buurt van het podium te komen, want het klonk goed. Ik hou sowieso wel van die jankerige stem van Jered Gummere, die klinkt alsof hij zo uit een 80's synthrockband is weggelopen. En de drummer viel ook positief op. De muziek van The Ponys is vrij zwaar en rockerig, maar de drummer gooit daar onweerstaanbaar groovende strakke breakbeats onder, veel prominenter dan je op hun albums hoort.

En toen bevonden we ons plotseling tussen Oogst I en Oogst II, op zoek naar iets beters dan die patatkramen die wel op elke honderd meter leken te staan. En daar waren ook de Suicidal Birds, die we eerst van grote afstand, en verstoord door de muziek op het andere podium, gadesloegen. We deden eerst wat lacherig over de stemcapriolen die werden uitgehaald en het botte gehark op de gitaren, maar eenmaal wat dichterbij vond ik het toch vrij geweldig wat ik hoorde. Het deed me erg denken aan Erase Errata, een tamelijk curieus gezelschap met dezelfde gortdroge drums, hakkelige gitaren en rondzwiepende vocalen. Een onverwachte maar aangename verrassing.

Via Mando Diao, die met hun gezapige eenheidsworstenrock geen enkele indruk wisten te maken, zijn we teruggelopen naar de REP-tent voor de band waar ik al een grote rode cirkel omheen had getrokken op mijn programma: Sons & Daughters, wat mij betreft dé festivalknaller van dit jaar. Het tijdverlies dat was opgelopen door Stars was weer tot op de minuut teruggebracht, dus één van de tussenliggende bands heeft wel een heel erg korte set gespeeld. Maar des te beter, want dan zouden we ook nog iets van de afsluitende band kunnen zien.

Twee jongetjes en twee meisjes schoven schuchter het podium op, namen plaats achter hun instrumenten of hingen deze om de hals, zetten een ergens verborgen mentale knop om en veranderden pardoes in rockmonsters. Vooral zangeres Adele Bethel leek wel in volledige trance. Afgetrapt werd met een geweldige ultrasnelle uitvoering van Medicine, compleet met tokkelende mandoline, om daar vervolgens direct hun knaller Dance me in achteraan te spelen. Ziezo, de toon was gezet.

Meer nog dan op hun albums was het hier de basdrum, snoeihard op de vierkwartsmaat, die aan de basis lag van bijna elk nummer. Soms werd het ritme zo dwingend, met bas, drums, en gitaar allemaal boem op de kwart van de maat, dat je zou verwachten dat het publiek elk moment rond zou kunnen gaan marcheren.

Het stikte van de hoogtepunten, maar mijn persoonlijke favoriet was toch we het eerste nummer dat ik van ze hoorde, Johnny Cash, van hun EP Love the cup. Oké dan, samen met de Stranglers-cover Nice & Sleazy, want wat bassiste Ailidh Lennon daar met haar übercoole slap-bass allemaal uitspookte was waanzinnig. En en en ook met Rama Lama, waarmee Sons & Daughters wel de bizarre zeemansliederen van De Kift leek te willen nadoen. Ach, zoals ik al zei: hoogtepunten te over. Een geweldig optreden, en ik heb me al laten vertellen dat ze in september weer terugkomen naar Holland.

Death From Above 1979 sloot het feestje af voor dit jaar. Sebastien Grainger op spijkerharde drums en jankende vocalen, Jesse F. Keeler op ronkende bas, en met die weinige ingrediënten pompten ze de tent vol met voortjakkerende noise met een groove van heb ik jou daar. Te kort gezien van een te grote afstand, maar zeker een waardige en erg luidruchtige afsluiter.

Had ik een veer gehad en was de reet van de Metropolis-organisatie in de buurt geweest, dan had ik direct het één met het ander gecombineerd. Elk jaar het beste programma, elk jaar hartstikke gratis, elk jaar op de mooiste locatie. Wat wil een mens nog meer?